Zeven weken geleden werden we met onze neus op de feiten gedrukt. We zijn nog niet klaar voor de zwaarste ultra trails in de Alpen. We hadden te grote sprongen voorwaarts genomen. Downscalen drong zich op. Daarom hebben we onze inschrijving voor de 75 km in de trail des fantômes omgeschakeld naar de 31 km. Mentaal is dat een stuk confortabeler.
Het was al haast een jaar geleden dat we nog zo’n ‘korte’ trail hadden gelopen. Onafhankelijk van elkaar beslissen we om zonder rugzak en stokken te lopen. Gewoon een minimum aan drankvoorraad en twee gellekes meenemen. Met bevoorradingen na 8, 18 en 26 km moet dat volstaan. Het is trouwens niet te warm en we willen er gewoon een stevige training van maken. In alle boekjes staat dat je stokken moet hebben (liefst van carbon) en compressiekousen en een dure rugzak gevuld met dure drankjes. Vandaag zal blijken dat als je onder de 40 kilometer blijft en er is regelmatig een bevoorrading, je al die snufjes niet nodig hebt. Ik heb zelfs iemand zien lopen die gewoon een flesje water droeg. Back to basics, zou ik zo zeggen.
Naar goede gewoonte vertrekken we aan een gezapig tempo. We kennen het parcours nog want vorig jaar hebben we hier de 50 km gedaan. Dat was toen mijn eerste ‘ultra’. We zijn na 56’30 aan de eerste bevoorrading. Dat lijkt me een goed tempo. Een paar kilometer verder mis ik Sander achter mij. Ik kijk om en zie dat hij aan de klap geraakt is met een andere loper. Waarschijnlijk moet hij nog maar eens wat duiding geven bij zijn ‘schoeisel’. Ik besluit om verder te lopen want ik voel dat er vandaag iets in zit.
Gaandeweg haal ik steeds meer lopers in. Dat is de reden waarom ik altijd beter loop als Sander erbij is. Hij is wijs genoeg om rustig te starten en alles goed te laten roderen. De mannen die ik nu inhaal zijn van mijn temperament: onstuimig en onbesuisd. Waar ik aan de eerste bevoorrading nog als 227ste passeerde, loop ik bij post 2 al op de 147ste plaats. Op 10 km heb ik al 80 man ingehaald. Ik besluit dus om snel mijn karrimor drinkbus te vullen met vers water en meteen door te lopen. Ik word met de meter gretiger.
De derde bevoorrading is na 26 km. Nog 5 km te gaan. Ik dacht dat de muur van Maboge niet meer zou komen maar hier heb je hem dan plots toch nog. Rustigaan begin ik aan de klim die 1 kilometer lang waanzinnig steil gaat. Er vliegen mij een paar jonge snaken rond de oren. Dat moeten de leiders (met korte ij) zijn van de 20 km. Kan niet anders. Ik houd rustig mijn tempo aan en halfweg raap ik de lijken bij bosjes op. Mijn cardiometer gaat nu ook stilaan richting 160. Het hoeft nu niet lang meer te duren. Als ik boven ben, herken ik de plaats waar ik al eens 1000 doden gestorven ben. Parcourskennis heeft zo zijn voordelen. Ik weet dat het nu quasi altijd bergaf is en zet er nog een laatste keer de vaart in. Het lukt nog om bijna 12 per uur te halen. Ik ben in mijn nopjes.
Ik kom aan in 3 uur en 54 minuten als 109de op 336 deelnemers. In de leeftijdscategorie van 40 plussers zelfs 17de op 80. Een gevoel van contentheid overvalt mij.
Zondag gaan we naar Maarkedal voor een tochtje van 44 km in de Vlaamse ardennen. Dat wordt dus een hele week recupereren en havermout vreten. Tot volgende week.
That was big fun, buddy. En redelijk snel gelopen. Goed dat we die “fantoombuikskes” van verleden jaar intussen weggewerkt hebben. Zal straks misschien ook eens een blog artikeltje schrijven.
LikeLike