Boven een artikel staat vaak een titel die niet helemaal de lading dekt. Dat is hier niet anders. Het is de bedoeling om uw leeslust op te wekken. Dit artikel kwam tot stand op aanvraag. « Zeg Frank, da’s heel plezant om te lezen wat je allemaal gedaan hebt, maar wij zijn meer geïnteresseerd in de pikante verhalen van achter de schermen » Vandaar deze poging.
Atletiek is een heel toegankelijke sport. Je hebt bij wijze van spreken enkel een paar loopschoenen nodig en je kan eraan beginnen. Als je nageslacht beslist om aan atletiek te doen, kan je maar hopen dat ze geen tienkamp gaan doen. Dan heb je algauw werpschoenen, hoogspringschoenen, verspringschoenen en een posstok in de brief aan Sinterklaas staan. Bovenop al de gespecialiseerde kleding die gaandeweg ook nog wenselijk is. Na een tijdje loopt de factuur toch al wat op. Toen ik in 1991 als junior op een internationaal niveau begon te presteren, dacht ik dat het tijd was om eens uit te kijken naar een kledingsponsor. Het kantoor van Asics was gevestigd recht tegenover het station van Denderleeuw. Ik ben daar met mijn stoute schoenen binnengestapt om te vragen of ze deze jonge, gemotiveerde hemelbestormer niet wilden sponsoren. Ik stond even rap terug buiten. Ik ben naar het EK junioren gegaan zonder kledingsponsor. In de daaropvolgende jaren heb ik nog vaak aan internationale wedstrijden deelgenomen zonder kledingsponsor. Zelfs in het voorjaar van 1995 toen ik als coming man op de 110 horden 13’58 liep op de legendarische trials, was dat allemaal zonder kledingsponsor, ook al was Reebok de hoofdsponsor van mijn club. Crazy ! Het heeft geduurd tot ik een week later absolute zekerheid had over deelname aan het WK in Göteborg, dat de voorzitter van de club Reebok zover kreeg om mij een sponsorcontract aan te bieden. Daags na mijn definitieve kwalificatie mocht ik naar de hoofdzetel van Reebok om eens lekker gratis te gaan shoppen. Ik heb er hard moeten voor werken.
Mijn eerste ervaring met het internationale toneel was heel bijzonder. Het was het Europees kampioenschap junioren in Thessaloniki in augustus 1991. Net zoals vandaag was het een tijd van enorme veranderingen in de wereld. Twee jaar eerder was de Berlijnse muur gevallen en in Oost-Europa vielen de communistische regimes als dominosteentjes. Het grote Russische rijk verloor aan een ijltempo zijn invloed. Ik was heel alert en toen we op het einde van de kampioenschappen wisselden van trainingspakken, koos ik heel strategisch voor een jongeman die een trainingspak had waar CCCP op stond. Het moet het allerlaatste trainingspak geweest zijn met deze inscriptie. De Russische jongeman was heel blij met de moderne training van de Belgische nationale ploeg. En ik was dolgelukkig met mijn aftandse relikwie. Ik bewaar hem nog steeds met heel veel zorg.


Wat ook opviel tijdens deze kampioenschappen, was de onwaarschijnlijke bunker waarin we gehuisvest waren. Griekenland is omsingeld door Oostbloklanden en zo voelde het ook echt aan. Het kon echter anders. De teams van Frankrijk, Groot-Brittannië, Nederland en Duitsland lagen in een poepchique hotel met op het dak een zwembad. Wij weten dat omdat de Nederlandse atleten ons uitnodigden om van hun faciliteiten te komen genieten. Een frisse duik in het zwembad bij Griekse zomerse temperaturen was meer dan welkom.
Eens terug in ons eigen hotel (of bunker) was het plots weer back to reality. Toen we ‘s avonds laat na de competitie in het hotel aan kwamen kregen we een droge opgewarmde moussaka die nog nauwelijks te vreten was. Toen we terug in België waren heb ik nog maar eens mijn stoute schoenen aangetrokken en ben ik een lezersbrief gaan afgeven in het Heizelstadion waar de redactie van atletiekleven (het maandblad van de Vlaamse atletiekliga) gehuisvest was. Toen ik thuiskwam wist mijn moeder me te vertellen dat er iemand van de atletiekbond gebeld had. En dat ik dringend moest terugbellen. Ik bel dus terug en krijg Wilfried Meert aan de telefoon, de organisator van de memorial Van Damme en de grote baas van de Belgische atletiekbond. Hij maande me aan om in het vervolg toch een toontje lager te zingen als ik graag nog een beetje aan atletiek wilde doen. En de lezersbrief is in de papierversnipperaar geëindigd.
Nu ik over deze redactionele hoogvlieger schrijf, moet ik nog aan een ander verhaal denken. Ik zat toen in het Parnas in Dilbeek waar ik sporthumaniora volgde. In ons laatste jaar moesten we een eindwerk schrijven dat verband hield met de sport. Ik had gekozen om te schrijven over het thema ‘Sport en persoonlijkheid’. Na wat opzoekingswerk had ik een aantal bladzijden kunnen schrijven over het thema. Voor de jonge lezers : ChatGPT bestond nog niet. Zelfs internet bestond nog niet. Om het werkje wat meer body te geven, ging ik twee Belgische toptrainers interviewen over mijn thema. Ik had gekozen voor Wilfried Geeroms en Patrick Desruelles. Met knikkende knieën trok ik naar Scheut (Anderlecht) om de grote Wilfried Geeroms te gaan interviewen. Man, man, man, die heeft me daar twee uur lopen vertellen over alles wat hij met zijn atleten had meegemaakt en hoe belangrijk persoonlijkheid is in topsport. Dat was allemaal wel leuk, maar als ik thuiskwam moest ik die hele rimram wel op papier krijgen. Ik heb daar tot een kot in de nacht zitten schrijven nu alles nog fris in mijn hoofd zat. Het risico was te groot om er een nacht slaap over te laten gaan.
Toen ik een week later had afgesproken in een taverne in Boom met Patrick was ik beter voorbereid. Ik had me een dictafoon gekocht en kon alles rustig opnemen. Geen stress meer. Groot was mijn verbazing toen ik een copij van mijn eindwerk doorstuurde naar beide heren. Patrick was helemaal van zijn melk : Gij hebt alles letterlijk opgeschreven zoals ik het gezegd heb ! Lap, zo is het nooit goed natuurlijk.
In het compartiment van de anekdotes heb ik er nog eentje die in Wielerclub Wattage niet zou misstaan. We gingen in de kerst-en paasvakantie steevast op trainingsstage. Zo waren we in de kerstvakantie van 1993 of 1994 op stage in Club La Santa in Lanzarote. Voor wie dat niet kent, het is een hotel met een atletiekpiste, een Olympisch zwembad, een uitgebreide powerzaal, tennisvelden. Enfin alles erop en eraan. Heel veel topatleten gaan er in de winter trainen. Ik was er voor de eerste week van de kerstvakantie. De tweede week zou ik naar huis gaan. Maar aan het einde van de week komt de delegatieleider van de zwemploeg aankloppen bij de atletiekploeg. Bleek dat er één van hun zwemmers zoveel heimwee had dat hij zo snel mogelijk terug naar huis wou. Er werd mij gevraagd of ik nog een weekje extra kon blijven. Daar moest ik geen twee seconden over nadenken. En zo komt het dat ik op het einde van die stage met het vliegtuigticket van niemand minder dan Frederik Deburghgraeve huiswaarts gevlogen ben. Deze anekdote heeft ook nog een minder aangenaam kantje. Ik had namelijk enkel zakgeld mee voor één week. En in de tweede week lag oudejaarsavond. Ik had geen geld over om mee te gaan feesten en ben toen alleen op het appartement gebleven. Ik heb me nog nooit zo eenzaam gevoeld als die avond.
Qua minder aangename herinneringen heb ik er nog een mooie. In 1996 hebben Sven en ik de Challenge Puttemans op de kaart gezet. Dat was een eerder kleine wedstrijd. Maar omdat Sven en ik er zo’n episch duel hadden uitgevochten met een Belgisch record als resultaat, kreeg die wedstrijd plots veel media aandacht. Het inspireerde de organisatoren van de meeting om een deal te sluiten met Eddy Merckx. In 1997 kregen de Olympiërs van 1996 een op maat gemaakte Merckxfiets met hun naam erin gegraveerd. Maar aangezien het BOIC mij deze selectie ontzegt had, mocht ik ook dit geschenk op mijn buik schrijven. Oh ironie !
Dat was een mooi extraatje geweest want geld verdienen doe je niet met atletiek. Ik was nu al een paar jaar Olympische elite, wat betekent dat je op het allerhoogste niveau zit. Maar van mijn club kreeg ik jaarlijks 20 000 frank. Voor de jongere lezers, dat is 500 euro. Op zich had ik daar geen problemen mee want ik deed niet aan atletiek om geld te verdienen. Maar toen ik hoorde dat Stephane Rousseau 100 000 frank kreeg, ging het haar op mijn rug toch recht staan. Stephane was een goede loper, maar stond toch een paar trapjes lager dan mij. Ik was zo in mijn gat gebeten dat ik meteen contact opnam met Patrick Van Caelenberg. Ik heb altijd veel sympathie gehad voor de mensen van Vlierzele Sportief. Er heerst een aangename sfeer en de mensen ademen er als het ware atletiek. De deal was eigenlijk snel rond en toen ik bij de voorzitter van mijn club ging melden dat ik volgend seizoen een ander shirt zou dragen, sloeg die zo wit als een blad uit. Toen ik de reden meldde werd mijn gage van 20 000 naar 60 000 opgetrokken. Ik ben dan maar gebleven. Altijd al honkvast geweest.
Ik wil deze post toch op een positieve noot eindigen met een grappige herinnering. Na mijn rampzalige post-Olympische jaar 1997 ben ik van trainer gewisseld en ben ik bij Wilfried Geeroms gaan trainen. Ik woonde in Buggenhout en Wilfried woonde in Westrode bij Londerzeel. We waren bijna buren. Wilfried sukkelde met zijn gezondheid en regelmatig moest ik op zondag alleen trainen. Wilfried vroeg me dan om heuveltraining te doen. ‘Ge moet daarvoor niet naar Laken rijden. Ge vindt daar wel een bergske in uw buurt waar dagge kunt oplopen.’ Ik daag u uit om nen berg te vinden in Buggenhout ! Ik trainde graag in het bos van Buggenhout en had een stuk gevonden van zo’n 300 meter dat licht oplopend was. Het was bergop , maar nu niet om te zeggen steil. De mensen die vaak in Buggenhout bos lopen zullen meteen weten over welk stuk het gaat want voor de rest is dat bos zo plat als een pannekoek. En zo komt Wilfried op een dag eens kijken waar ik mijn ‘heuveltraining’ deed. Toen we aankwamen op de plaats delict, schiet Wilfried me daar in een kramp van het lachen. ‘Kunde mij zeggen langs welke kant da’t bergop is ?’ We zijn dan in het vervolg toch maar naar Laken gereden.
Nu de anekdotes gepasseerd zijn wil ik mij nog even wagen aan een bedenking. Er is veel te doen over de mentale gezondheid van atleten. En dat is goed. Want het is fantastisch om te evolueren van een jonge beloftevolle atleet naar een echte topsporter. Je wordt elk jaar sterker en beter. Maar er komt altijd een tijd waarop die progressie stopt. Niemand blijft eindeloos verbeteren. Mentaal is het heel moeilijk om daarmee om te gaan. Atletiek is daarin een onverbiddelijke sport. De resultaten zijn extreem meetbaar. In voetbal en wielrennen heb je dat minder. Wout Van Aert is over zijn top. Maar de meeste mensen zien dat nog niet meteen. In atletiek liegt de chrono (of de meetlat) nooit. Als atleet besef je dat ook zelf. Je weet dat je een topchrono hebt gelopen en dat je daar waarschijnlijk niet meer zal over gaan. Bovendien word je er door de pers en je omgeving ook nog regelmatig aan herinnerd. Je moet echt van staal zijn om daarmee om te kunnen. De meeste ateten beëindigen hun carrière dan ook met een dubbel gevoel. Blij dat de stress eindelijk stopt, maar toch droevig omdat het toch zo mooi geweest is. Het opperste geluk van de grote momenten blijven je je leven lang bij. Het mooiste moment dat spontaan in me opkomt waren toch de trials in 1995 in Oordegem. Wat een dag ! What an adventure !
Leuk artikel. Kijk al uit naar de mémoires en pensées over jouw trail carrière, welke een vlammende start nam in 2014 om dan via enkele ups en downs een bescheiden maar significante wedergeboorte te kennen in 2025 😜
LikeGeliked door 1 persoon
Lok jij nu een reactie uit ? Dat ga jij niet bepalen ! 😂
LikeLike
ik wist dat het lezen de moeite waard zou zijn. Inderdaad !
Ik lach er nog van de “Kunde mij zeggen langs welke kant da’t bergop is ?” van onze professore
100% eens met je laatste paragraaf
LikeGeliked door 1 persoon