Voorjaar 1996. De spanning stijgt stilaan. Tijdens het indoorseizoen zal ik mij dit jaar volledig concentreren op de 60 meter horden. Van de 400 horden is voorlopig geen sprake meer. De limiet voor Atlanta ligt een stuk onder de 50 seconden en mijn PR is maar 51.32. Op de hoge horden heb ik de limiet vorig jaar al twee keer gelopen, echter steeds met teveel rugwind. Deze winter kan ik mijn startsnelheid wat aanscherpen door een goed indoorseizoen te lopen, al heb ik hier niet echt veel ambitie om internationale kampioenschappen te lopen. Daarvoor ben ik te traag op zo’n korte afstand van 60 meter.
Maar kijk, daar is het BK weer. En weer staan the usual suspects achter de startblokken. De sterkste over zo’n korte afstand is Jonathan N’Senga. Die kan verschroeiend uithalen. Ik verbaas echter vriend en vijand en word lekker tweede in 7.83. De startblok van Jonathan is nu weggeschoven bij de start, waardoor hij zijn wedstrijd gemist heeft. Precies wat ik meemaakte in de halve finale van Fukuoka. De top 3 is identiek aan die van het BK in Oordegem vorig jaar, alleen mogen er nu normaal gezien maar twee atleten naar het EK. Maar aangezien Jonathan de woensdag erop bij wijze van revanche het Belgisch record verbetert naar 7.65 wordt beslist om met drie atleten naar het EK in Stockholm te gaan. Voor de ene kan er al wat meer dan voor de andere, zo blijkt.
Over dat EK kan ik heel kort zijn. Aangezien ik deze kwalificatie nooit verwacht had, stond er een weekje skivakantie gepland. Ik ben tussen het BK en het EK gaan skiën. Toen dat ter ore kwam van Wilfried Meert heeft me dat een ferme uitbrander gekost. Terecht. Ik zou het nu niet meer doen, maar gedane zaken nemen geen keer. Op dat EK werd ik dan ook roemloos uitgeschakeld in de reeksen in 8.08. Misschien was ik gewoon beter thuis gebleven. Maar als je dan de kwalificatienorm haalt en je sponsor betaalt je daar een aardig centje voor, dan neem je dat gewoon mee. De extra ervaring is ook altijd mooi meegenomen voor Atlanta, ook al is ze niet al te positief. Jonathan en Johan doen het trouwens wel heel goed : ze lopen beiden de finale en Jonathan brengt zelfs het brons mee naar huis.
Mijn focus ligt echter al lang op het zomerseizoen. Daar moet het voor mij gebeuren. Maar voordat het zomerseizoen begint, mogen Jonathan en Johan op basis van hun goede winter op een trainingsstage naar Zuid-Afrika. Ginder is het nog steeds zomer en ze nemen er ook deel aan een aantal wedstrijden. Ze hebben blijkbaar hun goede winterconditie nog niet verloren, want ze voldoen er beiden aan de Olympische limiet. Weliswaar nipt, maar nipt telt ook. Wat vervolgens gebeurt is een nieuwe episode in wat leest als een ware soap. Het BOIC verzekert beiden van een ticket richting Atlanta. De drie overblijvers (Pieters, Grossard en ik) blijven verbijsterd achter. Er is dus maar 1 plaatsje meer vrij voor de Spelen. Dat wordt knokken. Dit is in complete tegenspraak met de regels die het BOIC zelf heeft vastgelegd. Het BOIC is niet aan haar proefstuk toe wat betreft haar dubieuze selectiepolitiek. Benieuwd wie dit keer het kind van de rekening zal worden.
Wat er ook van zij, er is nog 1 plaats en ik ben van plan om die te grijpen. Het seizoensbegin is nog wat aarzelend maar gaandeweg beginnen de tijden beter te worden. Ik heb altijd al meerdere wedstrijden nodig gehad om in het juiste ritme te komen. Op 26 mei loop ik in het Sloveense Ljubljana 13.76. Nog 18 hondersten verwijderd van het Olympische minimum, maar er is nog tijd. Op 9 juni ga ik naar een kleine meeting in Hechtel in de hoop er tegen Hubert te kunnen lopen, maar hij is er niet. Toch loop ik een heel sterke 13.67. We beginnen in de buurt te komen van de gevraagde 13.58.
Op 16 juni is er in Woluwe de challenge Emiel Puttemans. Sven en Hubert zijn ook op de afspraak. Het zal weer met reeksen en finale zijn om het publiek twee keer te kunnen laten genieten van het hordenspektakel. Het is vandaag de 48ste verjaardag van mijn vader en ik wil hem een mooi geschenk geven. Hij ziet hoe ik in de reeksen een milimetersprint uitvecht met Sven. Voorlopig in mjn nadeel want Sven klokt af op 13.61 en ik op 13.62. Voor de finale is de spanning alweer te snijden. Er hangt electriciteit in de lucht want we zitten op een zuchtje van het Olympische minimum. Maar er is maar 1 plaats meer. De tweede zal de Spelen vanuit zijn zetel volgen. En het gaat hard. Heel hard. Bij de overschrijding van elke horde drijven we het tempo op. Ik lig heel licht op kop maar het is heel nipt. Bij de laatste horde kunnen mijn benen het helse tempo bijna niet meer aan en ik tik de laatste horde aan. Op de foto van de laatste horde kan je zien hoe ik nog licht in het voordeel ben. Door dit technisch foutje verlies ik mijn evenwicht en Sven stormt als eerste over de lijn. Op de foto hieronder zie je dat ik op de laatste horde nog licht voorop lag. Svenj loopt een Belgisch record in 13.43. Ik loop mijn beste wedstrijd uit mijn loopbaan in 13.48. Ik besef meteen dat ik niet naar Atlanta zal gaan. Ik heb sneller gelopen dan Jonathan en Johan in Zuid-Afrika maar het BOIC zal zijn belofte van vorig jaar niet nakomen.

Het enige wat ik nu nog kan doen is sneller lopen dan de 13.43 van Sven. Het Olympisch minimum is voor mij nu plots van 13.58 naar 13.43 gebracht. Het lijkt onmogelijk, maar it ain’t over till the fat lady sings. Ik ben van plan om mijn vel duur te verkopen.
Samen met Eric Wymeersch en Christophe Impens word ik naar Zwitserland gestuurd. Blijkbaar moeten die ook nog een Olympische limiet lopen. Het weer in Zwitserland is barslecht Het is er amper 10 graden en het regent. Voor Eric en mij is dat een ramp, we kunnen toptijden wel vergeten. Op de eerste meeting loop ik 14 rond. De Zwitsere kampioen die met mij de degens kruist eindigt in deze erbarmelijke omstandigheden in 14.40. Hij liep dit seizoen al 13.80, in veel betere omstandigheden uiteraard. Mijn 14.00 is dus 13.40 waard. Het hoofddoel van deze Zwitserse reis is de internationale meeting in Luzern. Maar die piste is een ware spons. Ideaal om op te trainen omdat je dan minder snel blessures krijgt. Maar een ramp om sprintwedstrijden op de lopen. Het resultaat is dan ook navenant : 13.91.
Er is nu nog 1 kans om deelname aan de Spelen af te dwingen. Op 6 juli is de Nacht van de Atletiek in Hechtel. De opdracht is dus beter doen dan 13.43. Een schier onmogelijke opdracht want deze piste staat ook bekend als een trage. Ik krijg er alle Atlanta-gangers naast mij op de startlijn. Het wordt heel pijnlijk want ik stuur ze allemaal naar Atlanta met een nederlaag. 13.68 is echter lang niet snel genoeg. Pieters loopt 13.70, N’Senga 13.72 en Lisabeth 13.82. Zij gaan echter naar Atlanta. Het is een heel zure pil om slikken.
Gelukkig doen mijn conculega’s het goed in Atlanta. Sven en Johan halen beiden de halve finale en Sven loopt in de kwart zelfs een indrukwekkende 13.36. Een nieuw Belgisch record en hij is nog maar net 20 geworden. Hij zal echter nooit meer sneller lopen.

De Belgische kampioenschappen worden door de Olympische Spelen pas op 10 en 11 augustus georganiseerd. Ik heb een maand tijd gehad om te bekomen van de mokerslag en ben enorm gebrand op revanche. We zijn opnieuw in Oordegem. Ik heb goede herinneringen aan vorig jaar. De reeksen zijn een obligate passage richting finale. Nu staan we klaar voor de finale en ik zit volledig in de zone. Ik ben hypergefocust. We gaan een eerste keer uit de blokken zonder dat het startschot afgaat. Dan maar terug in de blokken voor een herstart. Ik sta blijkbaar heel hevig want nu ben ik te snel weg. Ik doe teken naar de official dat deze voor mij is. Hij komt in mijn baan staan en geeft me een rode kaart. Ik snap er niets van. Blijkbaar was de eerste valse start ook door mij begaan, maar aangezien er nog geen startschot was afgegaan, wist ik niet dat ik de dader was. De official zei dat hij in mijn baan was komen staan, maar dat heb ik door mijn extreme focus niet opgemerkt. Er werd mij vriendelijk verzocht de piste te verlaten. Ik voelde de grond onder mijn voeten wegzakken. Hubert merkte dat op en zei me : « Frank, geen scene maken ! » Hij had gelijk. Ik besefte maar al te goed dat ik met deze emotie toch geen knalprestatie meer kon neerzetten. Tot zover de revanche. Wat een afgang !
Er restte nog één kans om te tonen dat ik een ticket naar Atlanta waard was, niet dat iemand er nog van wakker lag. Dat was op de memorial Ivo Van Damme. Er is een mogelijkheid om een snelle tijd te lopen, want het Koning Boudewijnstadion is net op tijd klaar. De piste is spiksplinternieuw en supersnel. De 5 Belgische hordenmannen staan aan de start. De andere baanvulling mag gezien worden : Allen Johnson (USA) , Colin Jackson (UK) , Emilio Valle (Cuba) en Steve Brown (USA). De enige spelbreker is de regen. Ondanks de kletsnatte piste loopt Allen Johnson bijna een wereldrecord in 12.92. Sven wordt knap vierde in alweer een supertijd : 13.37. Ik kan de andere Belgen toch nog voorblijven en loop ondanks een nadelige eerste baan toch een sterke 13.64.
Het seizoen zit erop. Het was alweer een woelig jaar. Met 13.48 sta ik nu echt wel tussen de mensen. Op wereldvlak is dat goed voor een 37ste plaats. Europees sta ik op de 16de plaats. Het gaat niet simpel worden om volgend jaar nog beter te doen.
1997 wordt een moeilijk jaar. Dat komt voor een stuk door de mentale decompressie. In mijn geval dan ook nog eens omdat ik in twee jaar tijd van 14.29 naar 13.48 ben geëvolueerd. De trainingen verlopen echter heel goed. Ik concentreer me nu op de hordetechniek. Ik probeer op training mijn aanvalsbeen nog sneller op de grond te krijgen om de zweeffase zo kort mogelijk te houden. En er wordt serieus aan de spurtsnelheid gewerkt. Ik probeer ook voor het eerst te diëten. Dat vetpercentage moet omlaag.
Dat allemaal samen zorgt ervoor dat alles wat verkrampter verloopt. Tijdens de winter in zaal valt het nog mee. Ik luk nog een behoorlijke 7.89. Na het indoorseizoen ga ik op skivakantie en daar scheur ik mijn kuit bij een achterwaartse val. Het is de eerste keer dat ik een ernstige kwetsuur oploop en het is dan nog niet tijdens het lopen. De blessure geneest echter snel en vier weken later ben ik alweer aan het trainen.
Het zomerseizoen van 1997 wordt vervolgens een echte ramp. Ik geraak niet meer onder de 14 seconden. Als het slecht begint te gaan, verkramp je nog meer en het gaat van kwaad naar erger. Op het BK eindig ik als vijfde van het gebruikelijke hordenkwintet. Ik zit behoorlijk in de knoop. Op een gegeven moment geraak ik aan de klap met Eric Wymeersch. Ik vertel hem dat ik al twee jaar 1 gram creatine per dag neem. « Asselman, gij kieken ! Je moet dat zo niet nemen. Je moet een load doen van 5 dagen met 5 gram per dag en dan gedurende een paar weken 1 gram per dag. Zoals jij dat neemt, doet dat niks uit. » Ik ben nooit een krak geweest in het nemen van voedingssupplementen. Mijn gezondheid is me te dierbaar om er kwistig mee om te springen. Als niemand je zegt wat, hoe en hoeveel je moet nemen, hoe kan je het dan weten ?
Op het einde van het seizoen zijn er dan nog de Jeux de la Francophonie. Dat zijn een soort spelen die vele sporten combineert met culturele evenementen, ter promotie van de Franse taal. Aangezien mijn club aangesloten is bij de Waalse liga, mag ik daar aan deelnemen. In 1994 liep ik al eens een halve finale toen deze in Parijs werden georganiseerd. Nu zijn ze in Madagascar. Ik kijk er enorm naar uit want dit is één van de landen die op mijn bucket list staan om ooit te bezoeken.
Ik heb de raad van Eric opgevolgd en heb een load gedaan van creatine. Het geeft mij vooral de mentale boost die ik nodig heb na zo’n rotseizoen. In de reeksen en halve finale loop ik eindelijk terug onder de 14 seconden. Als ik een goede finale loop, zit er zelfs een medaille in. Het competitiebeest in mij komt weer naar boven en ik loop mijn beste wedstrijd van het jaar : 13.73. Ik ben blij en teleurgesteld tegelijk. Want het brons wordt behaald in 13.72 en het zilver in 13.71. Jammer maar helaas.
Ik zit al een tijdje niet meer zo goed in mijn vel en er moet iets veranderen. Op aanraden van de clubvoorzitter ga ik op zoek naar een andere trainer. Ik spreek af met Patrick Himschoot, maar die meeting stelt me teleur. Hij probeert me aan te praten dat mijn beste chrono niet 13.48, maar 13.62 is. Terwijl ik in mijn hoofd 13.40 waard was op het moment dat ik mijn 13.48 gelopen heb. Die zal het alvast niet worden. En dan gebeurt er iets wat je wel een Goddelijke voorzienigheid kan noemen. Ik loop op het Muntplein in Brussel per ongelooflijk toeval Wilfried Geeroms tegen het lijf. De begroeting is hartelijk want we hebben mekaar al een paar keer ontmoet. Ik vertel hem dat ik op zoek ben naar een nieuwe coach en hij nodigt me uit bij hem thuis. De vonk slaat meteen over en de zaak is beklonken op 5 minuten. De breuk met Juan Da Silva is pijnlijk na 5 fantastische jaren, maar zoals Aznavour het zo mooi zingt : Il faut savoir quitter la table, lorsque l’amour est desservi.
1998 moet het jaar van de wederopstanding worden. Een nieuwe coach, een nieuwe wind, nieuwe moed. Ik kom er terecht in een groep toppers : Jean-Paul Bruwier, David Branle, Olivier Melchior, Olivier Strypstein, Frederic Masson. Ik kan je zeggen dat dat epische weerstandstrainingen waren. Alle kleuren van de regenboog heb ik toen gezien.
Op professioneel vlak is er ook wat veranderd. Het veiligheidscontract van binnenlandse zaken dat me werk verschafte is in Anderlecht van de sociale dienst overgegaan naar de politie. Ik leef dus sinds kort van een werkloosheidsuitkering. Dat is niet leuk, maar ieder nadeel heb zijn voordeel. Ik kom nu in aanmerking voor een topsportcontract bij de ADEPS (dat is de Waalse BLOSO). Het duurt nog wel even voor dat in orde komt maar tegen het einde van de zomer word ik volledig betaald om te trainen. Deze steun komt eigenlijk veel te laat, maar we gaan niet klagen.
Dat eerste jaar bij Wilfried verloopt niet slecht. Maar sneller dan 13.70 gaat het niet. Een groot succes kunnen we dat niet noemen. Wilfried is wel fier op mijn vechtersmentaliteit als ik mij op het BK naar een zilveren medaille knok. Nog maar eens achter Sven Pieters voor de verandering. De appreciatie van de grootmeester himself is me tien medailles waard. Er is echter nog een neveneffect aan mijn trainerswissel. Plots luk ik mijn PR over 400 horden. Op de interclub in mei klop ik zowaar Jean-Paul Bruwier in 51.04. Uit het niets als het ware. Nou, helemaal uit het niets is dat nu ook niet natuurlijk. Zoals gezegd train ik nu mijn weerstandstrainingen met de beste 400 meter lopers van België. En het 400 horden aura van Wilfried zal er ook wel voor iets tussen gezeten hebben, ook al trainen we niet specifiek op de 400 horden. We besluiten om midden in het seizoen het geweer niet van schouder te veranderen. Maar aan het einde van het seizoen besluit Wilfried om samen drie weken intensief op de 400 horden te trainen. Tussen de horden in 13 passen lopen lukt nog niet. Wel kan ik vlotjes tot de 5de horde in 14 passen. Naar de zevende toe is het echter serieus harken. Daarom besluit Wilfried dat we tot de 6de horde in 14 passen gaan lopen. Alleen kom je dan op je ‘slechte’ been uit en moet je de rest van de race met je mindere been de horde overschrijden. Daarom draagt Wilfried me op om een position switch te doen in de startblok. Links vooraan ipv rechts. Dat is echt een vies gevoel. Bovendien neem je de eerste horde met je mindere been. Maar je komt op de 6de met je goede been en dan is het nog 4 horden met het goede been. Ik heb mijn twijfels bij al dat gepuzzel, maar Wilfried stelt me gerust. Het komt goed.
Nu moeten we enkel nog een wedstrijd vinden. Midden september staan er in België geen 400 horden wedstrijden meer op de kalender. Maar er is er eentje in het Noord Franse Tourcoing. Ik trommel mijn goede vriend Bernd Maier op om samen de verplaatsing te maken. De verrassing is echter groot als blijkt dat er slechts 1 tegenstander is in de wedstrijd. En dan nog iemand uit Vilvoorde die ik niet ken. Daar ga ik waarschijnlijk niets aan hebben. Ik posteer Bernd aan de 7de horde. Daar moet hij mij vooruit schreeuwen. En kijk, alles verloopt naar wens. Op de eerste horde loop ik de enige tegenstander al voorbij. Alle horden worden overschreden zoals gepland. Aan de 7de horde hoor ik Bernd met de gevraagde aansporing. Ik storm naar de laatste rechte lijn en over de finish : 50.48 !
Bernd en ik kunnen onze ogen niet geloven. In volledige euforie, ja zelfs extase, rijd ik naar Wilfried. We hadden toen nog geen GSM’s. Ik spring hem rond de nek en schreeuw dat ik 50.48 heb gelopen. Zijn reactie is ontnuchterend koel : « Ik wist dat je dat ging doen ». Tot zover mijn euforie. Wilfried zegt me dat we nu een hele winter gaan werken op de 400 horden en volgend jaar gaan we een gans stuk onder de 50 lopen. Op de 110 horden kom ik toch niet meer in de buurt van mijn 13.48. Nu zit ik weer in de flow die ik in 1995 had, maar op de 400 horden. Mijn hart lag altijd al bij deze disciplne, maar als je beter presteert op de hoge horden is de keuze snel gemaakt. Bovendien heb ik nu een topsportcontract bij ADEPS gekregen. Hierdoor kan ik optimaal trainen.
Alles ziet er goed uit, maar in het najaar van 1998 slaat het noodlot genadeloos toe. Wilfried hervalt van darmkanker. Die had hij in 1995 al overwonnen. De kanker was terug en zat nu in de hersenen. Wilfried gaat onder het mes en het verdikt is verschrikkelijk. De kanker was geen bolletje, maar eerder een spinneweb. Ze hebben niet alles kunnen verwijderen. Vanaf kunnen we enkel nog aftellen. Tot wanneer kan niemand zeggen, maar het is een kwestie van maanden. We zijn er kapot van.
Alsof dat nog niet genoeg is, krijg ik begin 1999 opnieuw enorme pijnen in mijn linkervoet. Ik ga onder de MRI in Aalst en krijg als diagnose dat ik vocht in mijn voet heb. Twee maanden rusten moet de zaak oplossen. Tijdens deze periode houd ik de conditie op peil met aquajoggen en powertraining. Ondertussen gaat het steeds slechter met Wilfried. Door mijn topsportcontract heb ik tijd om bij hem te waken als zijn vriendin gaan werken is. We hebben heel veel gepraat die laatste maanden. Als ik in april op trainingsstage vertrek naar de zon, weet ik niet of ik hem nog levend ga terug zien. Op 4 mei 1999 verliest hij de ongelijke strijd definitief. Ik ben er kapot van.
Wat nu ? Mijn blessure in mijn voet is nog steeds niet genezen. Lopen doet enorm veel pijn. Via een aantal omwegen kom ik in een Luiks ziekenhuis terecht. Daar wordt een PET scan gedaan. Die onthult een breuk in mijn talus of sprongbeen. Vermoedelijk heb ik maanden met een stressfractuur rondgelopen en nu is het gebroken. Met deze diagnose ga ik bij dokter Martens in Antwerpen, dé referentie voor dit soort sportblessures. Hij zegt me dat ze mijn voet en alle ligamenten volledig moeten opensnijden. De revalidatie zou wel 2 jaar kunnen duren. Ik ben 27 jaar en bedank voor deze lijdensweg. Hier heb ik geen zin meer in. Het zal hier eindigen voor mij. Het is mooi geweest.
Het is mooi geweest !
LikeGeliked door 1 persoon
Wat heb jij gewerkt! Hoewel ik de grote lijnen al kende van de talloze gesprekken op onze eindeloze ultra trail uitjes en de korte schets op “Wie zijn wij”, heb ik het laatste stuk redelijk ademloos gelezen. Volgende week weer een aflevering. Yeuy!! 🙌
LikeGeliked door 1 persoon